Restauratie orgelfrontpijpen
Orgelpijpen zijn vervaardigd uit lood of een mengsel van lood en tin. Jacobus Zeemans gebruikte lood. Omdat een loden pijp op zich geen heel fraai uiterlijk heeft kan deze bijvoorbeeld bedekt worden met tin- of goudfolie. Deze techniek kan op allerlei verschillende manieren uitgevoerd worden. Tegenwoordig zou je een hele orgelpijp in één keer met folie kunnen bedekken maar in de 17e eeuw kon dit nog niet zo. Tinfolie bestond uit kleine oppervlakken zodat orgelpijpen deel voor deel bedekt moesten worden en er dus op een bepaalde manier naden te zien waren. Bekend is dat er in die tijd eiwit van kippeneieren werd gebruikt om de folie op de pijp te hechten. Dat klinkt wellicht bijzonder maar na droging heeft eiwit een sterke hechtkracht. Het folie kan er minstens een eeuw op blijven zitten waarbij zowel tinfolie als de orgelpijp niet worden aangetast. Zou je lijmsoorten gebruiken dan is dat vrijwel niet zo mogelijk. Lijm verdroogt in de loop van jaren, laat los of de materialen worden aangetast door chemische middelen die in de lijm zitten.
Er is voor gekozen om dezelfde materialen en dezelfde technieken te gebruiken die ook door Zeemans moeten zijn toegepast. Dat betekende dat alle frontpijpen stuk voor stuk gereinigd werden om vervolgens pijp voor pijp en stukje voor stukje met tinfolie te worden bedekt. Na droging kan de pijp met beleid opgewreven worden tot er een fraaie glans ontstaat. Een echt monnikenwerk dus!
Op de 6 grootste frontpijpen werden resten van bladgoud aangetroffen die in de loop van enkele eeuwen verdwenen waren. Er is met hulp van de Rijksdienst Monumentenzorg uitgezocht welke materialen er op deze pijpen aanwezig waren. Dat bleek bladgoudfolie te zijn wat oorspronkelijk ook door Zeemans zo was aangebracht. Zo werden de 6 frontpijpen dus opnieuw met ditzelfde bladgoud en met dezelfde techniek gerestaureerd.